Over tapas, prullenbakken en properheid

Een Spanjebezoeker zal zonder twijfel opvallen dat waar hij of zij ook komt -hebben we het over een afgelegen wijk van een grote stad, een vergeten vissersplaatsje (helaas vind je die niet zo veel meer) of het allerkleinste gehucht in het zg. “España profunda”- er altijd wel binnen loopsafstand een bar en/of een restaurant aanwezig is. Laten we er eens zomaar eentje binnengaan -ik raad alvast aan om dat niet op schoenen met profielzolen te doen. We zien dan dat -welke bar we ook uitgekozen mochten hebben- die op welk uur van de dag ook aardig gevuld is met gasten. Vooral natuurlijk wanneer we dit doen in een stad als Madrid, waar volgens een onderzoek 12.828 bars en taveernes aanwezig zijn. Daarnaast zijn er ook nog eens 3.775 restaurants (wat gezamenlijk neerkomt op een gemiddelde van één gelegenheid voor elke 235 inwoners). Is het in de ochtend, dan drinkt men er al de eerste koffie, misschien met wat churros of een bollo (gebak), waarna onmerkbaar de tijd aanbreekt voor het aperitivo. In de middag, na de comida, wordt er weer koffie gedronken of anders wel een coñá (brandy) of een anís. Niet zo gek lang daarna kunnen we dan al weer gasten verwachten, die een aperitivo nemen voor de cena en vervolgens gaat men in grote getalen de copas (borrellen), wat ‘s nachts in de vele discotheken nog uitgebreid en tot de kleine uurtjes voortgezet kan worden.
Maar laten we hier nu niet bij stilstaan en gewoon iets voor onszelf bestellen: een pilsje? Of liever wijn? Vermú (vermouth)? We zien dat we er meestal wel iets bijkrijgen, genaamd tapa: een stukje tortilla met daarop een gebakken paprika en daarin een stokje, olijven of anders gefrituurde boquerones (ansjovis). De vraag voor een buitenlander is aanvankelijk: waar laten we daarna het stokje, de pitten, het visgraat? Het komt namelijk niet zo gek veel voor dat zo’n bar uitgerust is met een prullenbak. Als we dan toch rondkijken zal het ons niet ontgaan dat de Spanjaarden om ons heen datgene wat ze niet eten achteloos op de grond gooien. Zo begrijpen we wat er van ons verwacht wordt, want de grond ligt inderdaad bezaaid met etensresten, tandenstokers, servetten... We hebben zelfs een enkele olijvenpit tussen onze profielzolen, wat verdomd lastig loopt (ik waarschuwde er toch voor die hier niet te dragen...). Vunzigheid? Welnee. Het vervelende is alleen dat de Spanjaard deze gewoonte meeneemt naar het natuurgebied waar hij in het weekend gaat picnicken. Maar hier gaat het om een garantie van hygiëne en properheid, want het dwingt de barman om iedere dag opnieuw die vloer op te vegen en te dweilen.